Kallikantzaros

 

Kallikantzaros zijn een soort goblins in kerstverhalen in Zuidoost-Europa, de kwaadaardige aardmannetjes komen voor in volksverhalen in Bulgarije, Servië, Griekenland en Turkije. De basis van het zuidoost Europese volksverhaal is dat enge donkere mannetjes met de kerst uit de grond komen om de mensen op aarde te sarren of te pesten.  

 

Het hele jaar door zagen deze trollen onder de grond aan een boomstam waar de aarde op rust, ook wel de Wereldboom genoemd. Dit zagen doen ze met paardenhaar dus het zagen schiet niet op, gelukkig maar want anders zou de aarde in elkaar zakken. Op kerstavond in de nacht van 24 op 25 december komen de mysterieuze duivels boven de grond, dringen de huizen binnen en vallen mensen lastig, dit blijven ze twaalf dagen lang doen. Na deze twaalf dagen van 25 december tot en met 5 januari gaan ze weer tot de volgende kerst in de aarde aan de wereldboom zagen, die wereldboom is in deze twaalf dagen weer dicht gegroeid en er is niks meer te zien van de vorige zaagsneden. 

 

Kallikantzaros

 

Deze goblins of vreemde aardmannetjes zijn Kallikantzaros. In Bulgaarse, Griekse en Turkse volksverhalen werd er geloof gehecht aan het bestaan van deze aardmannetjes en werden er vele pogingen gedaan om zich  te beschermen tegen de Kallikantzaros.

In de openhaard werden oude schoenen verbrand, de geur kon voorkomen dat de Kalikantzari (enkelvoud) via de openhaard naar binnen kwam, ook werd er wel de kaak van een varkenskop in de schoorsteen opgehangen.

 

 

Er werd een vergiet aan de deur gehangen zodat het lastige mannetje de gaten in het vergiet probeerde te tellen, maar hij kon niet goed tellen en als de zon weer opkwam vluchtte hij weg zonder dat hij binnen was geweest. Er werden vuren gedurende de hele nacht brandend gehouden, soms werd er wat lekkers bij het vuur neergelegd om ze te lokken, de plaaggeest die wel gemeen maar niet zo slim was kwam dan op het lekkers af maar verbrandde in het vuur. Later werden er kruizen aangebracht boven de deuren en de ramen en zelfs het eten werd bewaard in potten met een kruis erop.

 

 

Plaaggeesten

 

De Kallikantzaros zagen er in sommige verhalen maar eng uit, half menselijk en half dierlijk, met een ruige vacht, punt oren, scherpe tanden, scherpe nagels en rode ogen. In andere verhalen ziet de Kalikantzari er uit als een aardige dwerg. Hun lach klinkt hysterisch, een lach vanuit de donkerste holen in de aarde. Overdag houden ze zich schuil maar ze komen deze twaalf dagen te voorschijn zodra de zon onder is. Ze zijn op zoek naar al het lekkers dat met de kerstdagen wordt gekookt en proberen de huizen binnen te komen via de schoorsteen, de ramen of de deur. Als ze eenmaal binnen waren maakten ze een enorme ravage van het huis, meubels werden gesloopt, het eten werd opgegeten en de wijn werd opgedronken, de bewoners van het huis werden aan het schrikken gebracht door het hysterische gelach en de rode ogen en met de scherpe tanden en nagels lieten ze merktekens achter op de mensen. Voor baby’s was deze periode extra gevaarlijk, een baby die nog niet gedoopt was kon zo een Kalikantzari worden. De ongedoopte baby werd met knoflookstrengen aan de moeder vastgebonden dan durfde het plagerige aardmannetje niet dichtbij genoeg te komen om de ziel van de baby op te eisen.

 

 

Elk jaar op 6 januari op Driekoningen of Epifanie tijdens de landelijke  Griekse feestdagen en de Bulgaarse feestdagen zijn alle Kallikantzaros weer verdwenen er wordt een groot feest aangericht met veel vreugdevuren, soms wordt er symbolisch een pop verbrand om het kwaad uit te roeien. Vandaag de dag geloven we niet meer in deze enge aardmannetjes maar in menig Bulgaars, Grieks of Turks kerstverhaal komen ze nog wel voor. In de loop der jaren zijn de plaaggeesten in de volksverhalen echter aardige kabouters geworden.